Ouderen zijn verplicht internetten zat
Negen van de tien internetloze (91 procent) en de helft (46 procent) van de online senioren zijn het zat dat ze meer en meer verplicht worden om van alles via internet te doen. Dat meldt seniorenorganisatie KBO-PCOB die er onderzoek naar deed onder 3713 senioren. Door corona gebeurt nog meer online, wat velen met lede ogen aanzien.
Bijna allemaal vinden ze dat bedrijven en overheden altijd een alternatief moeten bieden voor mensen zonder internet, blijkt uit de bevraging. Senioren die geen internet gebruiken, geven in de meeste gevallen aan dat ze dat te moeilijk en te ingewikkeld vinden.
'Ik zal nooit internetten'
Andere veel genoemde redenen zijn de onveiligheid van internet, de te hoge leeftijd of het ontbreken van geschikte apparatuur. Een kleine groep (16 procent) zal online gaan als ze een cursus krijgen. Maar bijna de helft (48 procent) van de offline senioren geeft aan nooit te zullen internetten.
Problemen door gebrek
Ruim de helft (53 procent) van de senioren die niet online zijn, is weleens in de problemen gekomen doordat ze geen internet hebben. Dan waren ze bijvoorbeeld op zoek naar informatie, wilden bankzaken, belastingaangifte of betalingen doen, of afspraken maken met overheden of zorgverleners.
'Rekening houden'
Marcel Sturkenboom, directeur KBO-PCOB, vindt dat overheden en bedrijven rekening moeten houden met deze groep: 'Digitalisering is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Het kan niet zo zijn dat mensen worden uitgesloten omdat ze geen of maar beperkt internet gebruiken.'
Wel dagelijks online
De meeste senioren die wel van het wereldwijde web gebruik maken, doen dat vrijwel dagelijks (90 procent). Gemiddeld zijn senioren 2,5 uur per dag online. Het liefst maken ze dan gebruik van een tablet (28 procent), gevolgd door een desktop (25 procent), laptop (24 procent) en smartphone (21 procent). Het meest gebruikt men internet voor e-mailen. Verder voor internetbankieren, (nieuws)informatie opzoeken, contact onderhouden met familie en vrienden, gebruik maken van overheidsdiensten zoals de Belastingdienst, en het versturen en bekijken van foto’s.