Nederlanders met hun hagelslag, muisjes en kokosbrood: waarom?
Hagelslag mee in de caravan, een pot pindakaas voor je buitenlandse vrienden en bij oma een lekker boterhammetje gestampte muisjes. Is zoet broodbeleg echt zo Nederlands en waarom zijn we eigenlijk anijs, chocola en pinda op ons brood gaan smeren?
Beleg heeft een interessante geschiedenis die samenhangt met ons koloniale, economische en technologische verleden. En het is nog helemaal niet zo oud.
Brood eten we al eeuwen, maar daar iets anders op leggen dan kaas of vlees is relatief nieuw. Verriet: "Aan het begin van de twintigste eeuw neemt de welvaart toe en gaat de innovatie van voedselproductie en landbouw snel. We zijn dan in staat complexere producten te maken; olie uit abrikozenpitten bijvoorbeeld of antiklontermiddel voor chocola." Eten wordt aan de lopende band geproduceerd, en betaalbaar voor veel meer mensen.
Hagelslag
De naam muisjes mag alleen gebruikt worden door De Ruijter, maar de naam hagelslag is geclaimd door dropfabrikant Venco. Hagelslag betekent het neerslaan van hagel. Toen dat gebeurde in de herfst van 1908, een jaartal dat niet helemaal zeker is aldus een woordvoerder, op het dak van de Vencofabriek, kreeg de directeur een eurekamoment: hagelsteentjes van anijs voor op je brood. Venco is er niet groot mee geworden, maar Venz wel, die chocoladehagel van dat idee maakte.
Eind negentiende eeuw was een arbeider dolgelukkig met een plakje kaas en een paar decennia later kan iedereen volop anijs-, vruchten, of chocoladehagel op z'n broodje strooien. "Broodbeleg laat heel duidelijk de democratisering van ons eten zien. We gingen in honderd jaar van brood met geprakte aardappel naar een complex product dat iedereen zich kon veroorloven."
Beschuit met muisjes
Muisjes is een merknaam vastgelegd door De Ruijter, dat inmiddels is overgenomen door Heinz. In 1860 werden de anijszaadjes, omhuld door een laagje suiker, in de fabriek ontwikkeld en werden ze gegeten op een beschuitje ter ere van een nieuwe baby. Anijs bevordert namelijk de melkproductie bij vrouwen, maar hard zijn de muisjes wel. Al snel verkocht De Ruijter dus gestampte muisjes, platgevijzeld voor mensen met een kunst- of helemaal geen gebit.
Zo Nederlands is zoet broodbeleg overigens niet. De kokos uit kokosbrood groeit hier niet en pas in 1909 stond de eerste advertentie voor pindakaas in de Nederlandse kranten. Dat was toen nog een product dat volop in ontwikkeling was. Je kon er plakjes van snijden.
"Het malen van pinda's deed men allang in Latijns Amerika. Pindakaas kwam uiteindelijk vanuit Suriname naar Nederland. Hier wordt het gezien als een echt origineel, Nederlands product dat heel anders is dan de buitenlandse pindakaas. Ook denkt iedereen dat Calvé de enige echte pindakaasproducent is, maar zij kwamen er pas in 1948 mee." Een huishoudtijdschrift uit de jaren twintig presenteert die pindakaas een stuk exotischer en voegt cayennepeper toe, weet Verriet.
Bebogeen
Ook van De Ruijter; de Nederlandse dulce de leche. Het bedrijf bedacht bebogeen vlak na de Tweede Wereldoorlog toen er weinig boter beschikbaar was, en kwam met een creatieve naam: Geen Boter Beschikbaar is omgedraaid Bebogeen.
Buitenlanders die zich verbazen over Nederlandse zoetekauwen die hun ontbijt en lunch met chocola versieren hebben een punt, want zoveel suiker is niet erg gezond.
Toch werd suiker zo in de markt gezet in de jaren tien en twintig. Dat verklaart de populariteit van zoet beleg hier in Nederland, vermoedt Verriet. Elke dag worden er liefst 750 duizend boterhammen met hagelslag belegd en daarmee is het het meest populaire broodbeleg van ons land, onderzocht consumentenprogramma Kassa. "Chocola werd gezien als heel gezond voor kinderen en arbeiders gooiden zodra ze het zich konden veroorloven veel suiker in de koffie voor een extra energieboost."
Of we in de toekomst nog veel innovatie in broodbeleg kunnen verwacht? Verriet denkt van niet. "Veel slaat niet aan. Eigenlijk is het laatste smeerbeleg dat populair werd de hummus, die we heel Nederlands op een boterham smeren."