Vermogensrendementsheffing: aangepaste regels, weinig verbetering
Over het rendement op je vermogen moet je belasting betalen, maar door de lage rente maakt nauwelijks iemand nog rendement op zijn vermogen. In 2017 worden de spelregels een beetje aangepast. Helaas gaat de situatie er niet op vooruit.
Sinds 2001 is er een 'box 3' voor belasting op het rendement dat je maakt op je vermogen. De fiscus kijkt niet naar het werkelijke rendement, maar rekent met een fictief rendement van 4 procent. Het idee was destijds dat iedereen dat met gemak zou krijgen.
Over dat fictieve rendement moet 30 procent belasting betaald worden. Dus als je € 1.000 hebt, gaat de fiscus uit van € 40 rendement. Daarover betaal je dus € 12 belasting.
Niet meer van deze tijd
Sinds de financiële crisis van 2008 is de rente jaar in jaar uit gedaald. Je krijgt allang geen 4 procent rente meer op je spaargeld.
Inmiddels krijg je misschien 0,55 procent. Dat betekent dat € 1.000 op de bank jaarlijks € 5,50 oplevert aan rente. Dan is het onredelijk om over dat bedrag € 12 belasting te betalen.
Als je in het voorjaar van 2017 belastingaangifte doet over het jaar 2016 heb je hier nog steeds mee te maken. Gelukkig hoef je niet over je hele vermogen belasting te betalen. Er was altijd al een vrijstelling. Bij de belastingaangifte over 2016 is het vrijgestelde bedrag € 24.437. Voor stellen geldt het dubbele.
Kijken naar het wérkelijke vermogen zou eerlijker zijn
Op het systeem van vermogensrendementsheffing is terecht veel kritiek. Het zou eerlijker zijn om te kijken naar het wérkelijke vermogen. Op termijn gaat dat ook gebeuren, heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën beloofd, maar nu nog niet.
In plaats daarvan heeft hij per 1 januari 2017 het fictieve rendement aangepast. De fiscus gaat ervan uit dat mensen een deel van hun geld op de bank hebben staan en dat ze een deel beleggen in aandelen. Naarmate mensen meer vermogen hebben, zou het deel waarmee ze beleggen groter zijn.
De fiscus gaat ervan uit dat als je minder hebt dan € 100.000, je twee derde van je geld op de bank hebt staan en een derde in aandelen zit. Zodra je vermogen meer is dan een miljoen, heb je dat meerdere bedrag volledig belegd in aandelen, redeneert de fiscus.
Fictieve rendementen en vrijstellingen
De rente bij de bank is laag, het rendement op aandelen is een stuk hoger. Door rekening te houden met wat mensen vermoedelijk doen, wordt het fictieve rendement:
bij vermogens tot € 100.000 2,87 procent
bij vermogens tussen € 100.000 en een miljoen 4,6 procent
bij vermogens van meer dan een miljoen 5,39 procent.
De belastingheffing daarover blijft 30 procent. De peildatum is 1 januari 2017. In 2017 is de vrijstelling € 25.000 per persoon en € 50.000 voor stellen.
Zo'n manier van rekenen is ingewikkeld en niet per se eerlijk. Er zijn heel wat mensen die alleen spaargeld hebben en die helemaal niet willen beleggen. Of die wel beleggen, maar veel lagere rendementen halen dan de fiscus berekent.
Omslagpunten
Is de nieuwe manier van rekenen gunstiger? Dat hangt er vanaf.
Als je minder hebt dan € 100.000 en 30 procent belasting moet betalen over een rendement van 2,87 procent, betaal je 0,86 procent belasting. Dat is voordeliger, want dan betaal je over het rendement op € 1.000 geen € 12, zoals nu, maar € 8,60.
Maar als je over die € 1.000 maar € 5,50 rente kreeg, is het natuurlijk nog te veel. Uit berekeningen van de Consumentenbond blijkt dat alleenstaanden met minder vermogen dan € 245.000 erop vooruitgaan en dat bij stellen het omslagpunt ligt bij € 490.000. Zij betalen straks (een beetje) minder belasting over hun vermogen dan nu, maar afgezet tegen hun werkelijke rendement vaak nog steeds te veel.
Het wachten is op een échte aanpassing van de vermogensrendementsheffing.