Rotterdam mag 'straatintimidatie' niet verbieden
De wijze waarop Rotterdam straatintimidatie in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft verboden, is niet rechtsgeldig. Volgens het gerechtshof in Den Haag is het in strijd met de vrijheid van meningsuiting.
Dit is donderdag besloten in een zaak die draait om handelingen van Everon El F., die bij de rechtbank nog geldboetes opgelegd kreeg voor het lastigvallen van acht vrouwen op twee momenten.
De gemeente heeft vorig jaar straatintimidatie strafbaar gesteld. Het gaat om sissen, naroepen, achternalopen, om seks vragen en in het nauw drijven. El F. was de allereerste in Nederland die zich daarvoor voor de rechter moest verantwoorden.
De man is voor één moment van intimidatie vrijgesproken, omdat niet duidelijk is of het hier echt om lastigvallen ging. Het hof acht wel bewezen "dat de verdachte op 6 juli 2018 een drietal vrouwen heeft ‘lastiggevallen’ door hen met seksueel getinte opmerkingen aan te spreken en kusgebaren naar hen te maken. Maar de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hetgeen hij heeft gedaan niet berust op een rechtsgeldige strafbepaling".
Het hof komt tot de conclusie dat alleen door de Tweede en Eerste Kamer een beperking kan worden aangebracht in de kwestie van vrijheid van meningsuiting, hoewel het wel respecteert dat Rotterdam "verruwing" wil tegengaan.