Mijlpaal na crisis: aantal huishoudens in langdurige armoede stijgt niet
Het percentage huishoudens in Nederland dat langdurig onder de armoedegrens leeft is voor het eerst sinds 2013 niet gestegen. Ook bleef het aandeel huishoudens dat in 2018 onder de inkomensgrens leefde gelijk en waren er ook niet meer kinderen die in armoede leven. Dat blijkt uit cijfers over armoede en uitsluiting waar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag mee komt.
Van de bijna 7,4 miljoen huishoudens in Nederland leefden 584.000 (ongeveer 7,9 procent) in 2018 onder de armoedegrens. Daarmee bleef het aantal huishoudens dat onder de armoedegrens leefde voor het derde jaar op rij onveranderd.
Ook het percentage huishoudens dat langdurig onder de armoedegrens leeft veranderde in 2018 niet. Vorig jaar moest, net als in 2017, 3,3 procent van de huishoudens het al ten minste vier jaar stellen met een inkomen onder de armoedegrens. Het is voor het eerst sinds 2011 dat het percentage huishoudens dat langdurig onder de armoedegrens leeft niet toeneemt.
Het Centraal Planbureau (CPB), dat op verzoek van het CBS een raming heeft gemaakt, verwacht dat het aandeel huishoudens onder de lage-inkomensgrens in 2019 daalt tot 7,4 procent en in 2020 tot 6,6 procent.
Minder kinderen leven in gezin met langdurige armoede
Ook het aantal minderjarige kinderen dat deel uitmaakte van een gezin onder de lage-inkomensgrens bleef in 2018 gelijk. Net als in 2017 waren dat er 264.000.
Goed nieuws is wel dat het aantal kinderen dat in een gezin leeft dat al langdurig onder de armoedegrens leeft is afgenomen. Vorig jaar waren dat er volgens het CBS 103.000, vijfduizend minder dan in 2017.
In 2018 lag de armoedegrens voor eenpersoonshuishouden op netto 1.060 euro per maand. Voor een stel was dat 1.460 euro en voor een huishouden met twee minderjarige kinderen 2.000 euro.